FAQ

Wat is het verschil tussen vreemdeling, migrant en allochtoon? 

Een persoon is een vreemdeling wanneer hij/zij niet de nationaliteit van het land bezit waarin hij/zij verblijft (Vlaamse migratie en integratiemonitor, 2018). Tevens is het woord migrant niet volledig synoniem aan het woord allochtoon. Bij migranten spreken wij voornamelijk over de eerste generatie nieuwkomers. Bij allochtoon gaat het vooral over de tweede en derde generatie. Allochtoon komt van het Grieks en betekent "van een ander land". Volgens het Vlaams Economische en Sociaal Overlegcomité (VESOC) is een allochtoon een persoon die zelf naar België immigreerde of waarvan tenminste één van de ouders in het buitenland geboren is (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013; Vlaamse migratie en integratiemonitor; 2018). 

Hier vind je twee websites naar verdere informatie: https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2012/09/20/allochtoon-afgevoerd-illusie-dat-er-neutrale-woorden-bestaan/ 

https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20130214_00469188 


Hoe is het gesteld met diversiteit binnen het Vlaams gewest? 

In het begin van 2016 woonden er in het Vlaamse Gewest ongeveer 1.200.000 migranten, dit komt overeen met 21% van de totale bevolking. In het jaar 2000 lag dat aandeel lager met zo'n 5%. Noppe, J.et al (2018)

Figuur: Aantal en aandeel (in %) personen van buitenlandse herkomst, Vlaams Gewest, in de periode 2009-2016, begin van het jaar. Gegevens afkomstig van DWH AM&SB KSA, bewerkt door Statistiek Vlaanderen (Noppe et al., 2018).


Wat houd cultuursensitieve zorg nu net in? 

Het woord cultuur komt van culture wat betekend "het vormen van". Over het begrip cultuur bestaat in de wetenschappelijke literatuur een algemene consensus. Dit begrip is op verschillende manieren te definiëren waardoor dit leid tot uiteenlopende inzichten. Dit abstract begrip is in zijn eenvoud te beschrijven als een sociaal erfgoed dat de aangeleerde denkpatronen, acties, gebruiken, gedragingen en gevoelens van een groep mensen omvat waaronder ook de waarden en normen van deze groep (Odor, 2018; Fries,2019; Spencer-oatey, 2012). 

Geert Hofstede speelt een belangrijke rol in het geven van een duidelijke betekenis rond de term cultuur. Hij definieert cultuur als een collectieve mentale programmering die de leden van één categorie onderscheidt van een ander groep leden. In deze mentale programmering worden er drie niveaus onderscheiden: persoonlijkheid, cultuur en menselijke natuur (afbeelding 1) (Hofstede, 2011).

Hierbij is de persoonlijkheid naar aangeboren en aangeleerde karakteristieken die aan een persoon worden toegekend en uniek zijn. Menselijke natuur wordt gedefinieerd als de verzameling van karakteristieken die aangeboren zijn.

Volgens van Hofstede is de mentale voorprogrammering aangeleerd en niet aangeboren. Dit gebeurt door de opvoeding, sociale omgeving, normen en waarden alsook waarneming. Deze aangeleerde eigenschappen worden doorgegeven en in stand gehouden.

Afbeelding 1: De drie niveaus van mentale programmering (Hofstede; 1980)


Is er echt nood aan cultuur sensitieve zorg? 

Mits er een opmars is van de multiculturele samenleving met het voorvoegsel "multi" dat "verschillende" betekend is ook terug te vinden in de gezondheidszorg. Er is een stijging in patiënten met verschillende cultuur achtergronden, maar ondanks deze stijging blijft de gezondheidszorg, met name zowel zorgvragers als zorgverleners, een zeer homogene groep die zich moeizaam aanpast (HØyeet al., 2010 ; Ian et al., 2016).

Een onderzoek van HØye et al. (2010) verzamelde en analyseerde ervaringen binnen onze westerse gezondheidszorg van familieleden met een niet-westerse achtergrond. Hieruit bleek dat de multiculturele families enkele uitdagingen ondergaan binnen ons gezondheidszorgsysteem, in dit onderzoek meer bepaald binnen de dienst intensieve zorgen. Er werden problemen bij de interacties met de zorgverleners gesignaleerd maar de grootste uitdaging was dat de zorgverleners ongevoelig waren voor de culturele gebruiken van de gezinnen (HØye et al., 2010).

Uit een andere kwalitatief onderzoek die de ervaringen van verpleegkundigen analyseerde bleek dat verpleegkundige mogelijkheden eerwaarden met het aanbieden van adequate zorg aan niet Engelssprekende. Vanuit dit onderzoek werd er net zoals in het onderzoek van HØye et al (2010) voor gepleit om meer inspanningen in de gezondheidzorg te leveren om 'cultureel bewuster' te zijn of te handelen (Ian et al., 2016).

Ondanks er in het verpleegkundig curriculum vakken vervat zijn om de studenten verpleegkunde voor te bereiden op de zorgverlening van mensen met een andere culturele achtergrond, zijn er studies die hebben aangetoond dat studenten verpleegkunde hieromtrent slechts een gebrekkige of een zwakke kennis hebben. Hierdoor startte Gebru et al. (2010) een studie waarbij studenten na hun 3-jarige programma Bachelor verpleegkunde werden gevraagd om een vragenlijst in te vullen om te analyseren of ze cultureel sensitief zijn. Met cultureel sensitief wordt in dit onderzoek bedoelt of de verpleegkundigen de culturele kennis en vaardigheden bezitten om ieder individu kwalitatieve zorg aan te bieden. Deze studie toonde aan dat studenten die hun verpleegkundige zorg aanpaste aan de kennis van patiënt cultureel sensitiever werden (Gebru et al.,2010).

De manier waarop er naar ziekte en gezondheid gekeken wordt zal binnen onze huidige multiculturele samenleving dus steeds vaker deels cultureel bepaald zijn. Zoals bijvoorbeeld welke zorg als goed beschouwd wordt en welke niet, en hoe dat adequate zorg eruitziet. Om deze redenen is het van belang dat er veel aandacht wordt besteed aan het vergaren van inzichten in culturele achtergronden en morele diversiteit (HØye et al., 2010; Ian et al., 2016).


Wat is cultuur sensitieve zorg nu juist? 

Cultuursensitieve zorg wordt omschreven als het bewustzijn van de eigen culturele bagage en die van de hulpvrager. Hierdoor is de hulpverlener bereid om een 'neutrale taal' te hanteren, zowel verbaal als non-verbaal. Deze houding wordt vervolgens als sensitief beschouwd. Er is waardering voor de verscheidenheid van een andere.

Cultuurgevoeligheid betreft drie belangrijke componenten; een bepaalde houding, kennis en vaardigheden die de zorgverlener bezit en hanteert opdat zorg toegankelijk en kwalitatief is voor de zorgvragen van patiënten met een andere culturele achtergrond. Als de zorg namelijk niet cultuursensitief is, brengt dit risico's mee voor de kwaliteit van die zorg. Weinig begrip voor de culturele waarden van de patiënt kan leiden tot stress, miscommunicatie, therapieontrouw en morele bezorgdheid bij de zorgvrager.

Met cultureel bewust zijn wordt bedoeld dat de zorgverlener op zoek gaat naar een eigen mening, vooroordelen en stereotypen die hij/zij heeft, over patiënten(groepen) die verschillen van de eigen cultuur. (campinha-bacote 2009)

Het is belangrijk om bewust te zijn van dit eigen referentiekader. Want als er vertrokken wordt vanuit eigen cultuur om iemand anders zijn realiteit te begrijpen, ontstaan er misverstanden. Dit omdat eigen waarden op die manier geprojecteerd worden op de ander, terwijl deze misschien helemaal niet dezelfde waarden opvolgt. Heel vanzelfsprekend is dit niet, aangezien eigen cultuur vaak niet bewust beleefd wordt. 

Definiëring

In de verpleegkundige opleiding staan volgens Garneau et al (2014) de begrippen culturele competentie en culturele veiligheid beide voor het vermogen van de verpleegkundige om vanuit twee verschillende perspectieven cultureel congruente zorg te verlenen, namelijk het perspectief van de patiënt en de hulpverlener zelf. 

 Als je cultureel sensitief wil zijn als verpleegkundige mag je je patiënt dus nooit enkel zien als "een persoon van buitelandse afkomst". Juist door cultuur in een breder perspectief te plaatsen, vermijden we dat wel als hulpverlener het etnische anders-zijn van een Patiënt benadrukt wordt en voor afstand creëert. 

Naast 'culturele sensitiviteit' wordt ook de term 'cultureel competent' geregeld gebruikt in de literatuur. Vooral in Engelstalige wetenschappelijke artikels wordt de term 'cultural competent" veel gebruikt. Terwijl de term "culturele sensitiviteit" vaak met "cultural awareness" wordt vertaald. Als we deze termen naast elkaar leggen en vertalen merken we dat competentie meer wijst op het bevoegd/gerechtigd zijn om te handelen of oordelen binnen een situatie. Met andere woorden, het bekwaam zijn, expertise bezitten.

Voor deze bachelorproef werd de term 'sensitief' verkozen boven 'competent' omdat sensitiviteit meer wijst op het leren oog hebben voor, namelijk voor cultuur- en/of taalbarrières binnen een zorgsituatie. Het cultureel competent zijn gaat er om binnen een multiculturele zorg context adequate hulp te kunnen verlenen. Dit is echter pas de volgende stap. Zo stelt (rew, becker, cookston, khosropour, martinez, 2003) dat culturele competentie een combinatie is van cultureel bewust en -sensitief zijn en het hebben van culturele kennis. In deze bachelorproef wordt vooral op het vergroten van het "open staan voor" en het kunnen "(h)erkennen" van multiculturaliteit binnen de zorg gedoeld. Vandaar dat er gekozen werd voor de term cultureel sensitief boven cultureel competent.

Samengevat is culturele sensitiviteit het leren verder kijken dan de eerste indruk. Het leren oog hebben voor cultuur- en taalbarrières binnen een zorgsituatie. Indien de culturele sensitiviteit bij een verpleegkundige aanwezig is zou deze in staat moeten zijn om cultureel congruente zorg te verlenen. Hierbij is het belangrijk we culturele sensitiviteit blijven zien als iets dynamisch, aangezien cultuur ook iets dynamisch is.

linkt ter info: https://sci-hub.tw/https://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1177/1043659614541294


Wat betekend nu net (inter)culturalisme? 

Als eerste gaan we het hebben over Interculturalisme met als voorvoegsel "inter"  dit verwijst naar processen en interacties die leden van groepen met andere culturele achtergronden aangaan.

Interculturele of culturele competentie heeft de aandacht getrokken als een potentiële strategie om de kwaliteit te verbeteren en om etnische ongelijkheid in de gezondheidszorg te doen afnemen. Het doel is het creëren van een gezondheidszorgsysteem dat in staat is om de hoogste kwaliteit zorg te bieden aan elke patiënt ongeacht ras, etniciteit, cultuur of taalvaardigheid. Om dit te realiseren, is er actie nodig in verschillende gezondheidszorgsectoren, elk met verschillende motivaties en benaderingen. Op deze manier wordt er gewerkt naar een harmonieuze relatie die de verschillen tussen culturen niet tracht weg te werken maar eerder een gemeenschappelijk identiteit wil bevorderen (Estévez-Saà, 2016; Penn 2011; HØye et al., 2010, Ian et al., 2016)).

Ondanks deze professionele belangstelling is er een gebrek aan consensus over de beste manier om culturele competentie te bereiken op het niveau van de individuele patiëntenzorg. Dit is het gevolg van de conceptuele onduidelijkheid die geassocieerd is met het begrip culturele competentie waarbij er een gebrekkig onderscheid gemaakt wordt tussen individuele en organisatorische culturele competentie. Organisatorische culturele competentie verwijst immers naar een set van regels en richtlijnen die worden opgesteld en toepasselijk zijn voor organisaties maar niet voor de patiënt als individu. Door deze verwarring is er een zekere weerstand van zorgverleners voor de toepassing hiervan in de gezondheidszorg. Ondanks deze weerstand voelen de zorgverleners aan dat er nood is aan training rond culturele sensitieve zorg (Engerbretson, 2008).

Wanneer verder wordt ingegaan in de definitie van (inter) culturele competentie wordt met dit bedoeld: het beschikken van basisvaardigen (bewustwording, kennis, vaardigheden en houdingen) die nodig zijn bij de omgang van culturele diversiteit. In deze definitie betekent diversiteit, verscheidenheid, dat kenmerkend is voor de huidige samenleving en de mate hiervan bepaald wordt door de aanwezigheid van mensen met verschillende etnisch-culturele achtergronden. 

In de zorg zal het beschikken van de kwaliteiten om adequaat zorg te verlenen afhangen van de culturele behoeftes en gewoontes van mensen (Estévez-Saà,2016;Penn, 2011).

Volgens Penn et al (2011) wordt inter- culturele competentie in 4 stappen verkregen. Deze stappen vind je op de pagina culturele competenties. Hier onder vind je een knop naar deze pagina: 


Wat zijn de problematieken en uitdagingen bij patiënten met een multiculturele achtergrond?

Denier, Y & Gastmans, C (2013) wijzen op verschillen in de gezondheidszorg bij patiënten met een andere etnische oorsprong dan het land in kwestie. Deze verschillen zijn de ongelijkheid in toegang tot/ en gebruik van gezondheidszorg, lagere kwaliteit van ontvangen zorg en lagere gezondheidsresultaten bij migranten en minderheidsgroepen, dit zijn enkele grote verschillen. Hierbij beschrijven beide auteurs allerlei oorzaken van de problematieken binnen de multiculturele gezondheidszorg. Zo wordt er geschreven dat taal- en communicatieproblemen tussen zorgverlener en patiënten, lagere gezondheidsgeletterdheid, culturele verschillen, professionele onzekerheid, negatieve attitudes en wantrouwen onder zorgverleners en patiënten, hogere sociaaleconomische stressoren, moeilijkheden bus zorg regelen voor patiënten zonder papieren. hieronder gaan we een deel van de grootste voorkomende problematieken uitschrijven. 

1. Ongelijkheid in toegang tot gezondheidszorg

Een van de grootste uitdagingen voor patiënten met een multiculturele achtergrond is zich een weg te banen door het complexe zorgsysteem. Het is niet moeilijk in te beelden dat wanneer het om serieuzere en/of levensbedreigende situaties gaat, gevoelens van hulpeloosheid en verwarring toenemen (Aelbrecht, Vos & Deveugele, 2014).

Een gezondheidzorg die toegankelijk is, is essentieel voor het verzekeren van de kwaliteit van de zorg en dus ook voor de kwaliteit van het leven. Van Roy, Vyncke, Piccardi & Willems (2018)  stellen dat toegang tot kwaliteitsvolle zorg voor migranten en etnische minderheden vaak niet van zelfsprekend is in vele landen. Er zijn allerlei drempels die deze toegang kunnen belemmeren. Onder meer een gebrekkige kennis voert de beschikbare gezondheidszorg, financiële uitdagingen, en culturele verschillen in verwachtingen van de gezondheidszorg. 

Als de toegang tot gezondheidszorg belemmert wordt, is laattijdigheid van diagnoses een logisch gevolg. In het geval van kanker bijvoorbeeld, komen niet-westerse kankerpatiënten doorgaans pas in het zorgsysteem terecht wanneer de kanker reeds ver gevorderd is. Hierdoor vermindert de kans op een kwaliteitsvol leven, daalt de kans op overleving en neemt de mortaliteit toe (Aelbrecht et al., 2014).

2. Effect van verschillen in waarden en overtuigingen

Zelfs binnen eenzelfde cultuur, verschillen bepaalde waarden en overtuigingen. Wanneer je interculturele zorg toedient, neemt dit verschil logischerwijze toe. Bijvoorbeeld het antwoord op de vraag "Wat is goede zorg?". De levenskwaliteit bevorderen door westerse artsen of het streven naar genezing bij families met Turkse en Marokkaanse achtergrond? Ook op vlak van bepaalde handelwijzen binnen de zorg. Denk maar aan lichamelijk contact in geval van verschil van sekse tussen hulpverlener en patiënt. Alsmede de westerse stijl van besluitvorming. Er zijn patiënten die voorkeur hebben om te horen wat ze wel of niet moeten doen, eerder dan hun zelf de mogelijkheid te geven om (mee) te beslissen. Dit zou liggen aan het feit dat ze een gebrek aan zelfvertrouwen ervaren en vooral angst om de foutieve beslissing te nemen. Alsook wordt er in de westerse geneeskunde vaak nadruk gelegd op het bestrijden van de aandoening op lichamelijk vlak, terwijl bij niet- westerse culturen lichaam en geest al veel sneller als een eenheid wordt gezien.(Aelbrecht et al., 2014)

Ook zegt Aelbrecht et al., 2014 dat op vlak van sociale aspecten bij niet-westerse patiënten, is de rol van naaste familie(leden) ook niet te onderschatten. De familie staat enerzijds vaak in voor de zorg van hun ziek familielid en speelt anderzijds een belangrijke rol in het besluitvormingsproces.

3. Effect van multiculturaliteit op de gezondheidsbeoordeling

Volgens Van Roy et al. (2018) heeft het hebben van een migratie-achtergrond wel degelijk een effect op het rapporteren van gezondheid, met andere woorden de gezondheidsbeoordeling. Eerstegeneratiemigranten met een niet-westerse achtergrond hebben een groter risico op het tamelijk tot zeer slecht beoordelen van hun gezondheid dan niet-migranten. Bovendien heeft ook opleiding en inkomen een belangrijke rol als het op beoordelen van de eigen gezondheid aankomt. Hoe lager opgeleid of hoe langer geschoold, hoe minder goed de eigen subjectieve gezondheid wordt ingeschat. Hierdoor is het ontwikkelen van één of meer chronische aandoeningen ook aanzienlijk hoger. Noppe et al. 2018 stelt dan ook dat personen met een niet EU-nationaliteit of personen geboren buiten de EU duidelijk een opleidingsachterstand hebben.  

4. Veralgemeningen, vooroordelen en misopvattingen

Juist omdat er interculturele verschillen zijn binnen waarden en normen kunnen zaken als cultureel ongemak en vooroordelen of veralgemeningen onbewust naar boven komen. Hulpverleners moeten ten aller tijden attent blijven rond mogelijke misinterpretaties van een bepaalde zorgsituatie.

Bovendien wordt er om de complexe wereld van verschillende culturele achtergronden begrijpelijk te maken, de echte werkelijkheid al snel eens vereenvoudigd en geschematiseerd, aldus Pinto, D (1990). Dit komt omdat wanneer er van bepaalde aspecten van de wereld helemaal niets geweten is, het gebeurt weleens dat ontbrekende delen van het wereldbeeld aangevuld worden met verbeelding of eenvoudige schema's. Deze kunnen ook stereotypes en vooroordelen genoemd worden.

Als we misverstanden/ misopvattingen als hulpverlener willen voorkomen is het noodzakelijk om te blijven beseffen dat er meerdere manieren zijn om bepaalde situaties te interpreteren. Zo zegt Pinto, D (1990): "Wanneer we ons maar bewust zijn van het feit dat er meerdere manieren zijn om de wereld te zien, en van het feit dan er niets slechts één juist wereldbeeld bestaat, kan er gemakkelijker begrip worden opgebracht voor mensen met een ander wereldbeeld dan het onze; Misschien zijn we in dat geval zelfs in staat en bereid om ons eigen wereldbeeld enigszins te herzien."

Doordat onze maatschappij steeds diverser wordt, komt een hulpverlener vandaag de dag steeds meer in ervaring met patiënten van andere, nieuwe culturen. Dit is positief, aangezien ervaring cruciaal is voor het ontwikkelen van cultuursensitieve zorg. Er moet echter steeds attent gebleven worden op het risico dat eens je een ervaring hebt met iemand van bepaalde cultuur, je deze ervaring niet meteen linkt aan elke patiënt van diezelfde cultuur. Dit is een veralgemening die leidt tot een vorm van stereotypering, wat de kwaliteit van de zorgverlening in gevaar brengt. 

Er zou dus kunnen gesteld worden dat we elke patiënt als individu binnen zijn/haar zorgcontext moeten behandelen. Dit is volledig correct maar bepaalde veralgemeningen zijn vaak ook positief, enkel en alleen indien deze gebaseerd zijn op onderzoek en niet op persoonlijke ervaring. Zo kunnen bepaalde culturele generalisaties helpen om de culturele ervaring van deze patiënt beter te begrijpen. Bijvoorbeeld hoe bepaalde patiënten meer uit een collectivistische cultuur komen dan anderen, en daardoor familiale betrekking zeer belangrijk is. Door kennis op te doen over andere culturen kan de hulpverlener zijn begrip en dus culturele sensitiviteit vergroten. Dit is echter ook een valkuil. Er moet blijven beseft worden dat generalisaties verwijzen naar overheersende tendensen onder bepaalde groepen mensen, het zijn dus geen labels voor individuen. Een bepaald individu kan deze overheersende groepstendens veel, weinig of helemaal niet vertonen. Daarom moeten culturele generalisaties worden toegepast als voorzichtige hypothesen, die openstaan voor verificatie. Patiënten hebben namelijk een meerlagige culturele identiteit (Bennett & Bennett, 2001).

5. Communicatie

Taal speelt een grote rol op de beperking van niet westerse patiënt. Indien de landstaal niet beheerst is, is er namelijk een groter risico voor misverstanden, discriminatie, moeilijkheden met aangeven van symptomen en nevenwerkingen, problemen bij vinden van hun weg naar zorgsysteem en dergelijke. (Aelbrecht et al., 2014)

Henderson, S. et al (2015) toont in een studie omtrent interculturele communicatie-uitdagingen aan dat er een impact is van culturele verschillen binnen communicatie in de zorg. Volgens hen worden er onder verpleegkundigen vier grote aspecten ervaren die tot onjuiste veronderstellingen en misverstanden kunnen leiden, namelijk:

- Vooroordeel op basis van culturele diversiteit

- Onbekend zijn met culturele verschillen

- Stereotypering van culturele gedragingen

- Moeite bij het spreken van de officiële taal - in dit onderzoek specifiek was dit Engels

Dat communicatie een onderdeel is van cultuur beschrijft ook Edward T. Hall, een Amerikaanse antropoloog. Hij was een intercultureel onderzoeker en bekend als pionier op het gebied van interculturele communicatie. Hij deed onderzoek op interacties tussen personen van verschillende etnische groepen.

In 1959 schreef hij het boek The Silent Language. In dat boek probeerde hij het concept cultuur te definiëren en liet hij zien hoe cultuur en communicatie nauw samenhangen. Zijn inzichten bleken essentieel te zijn wanneer er gekeken werd hoe dat mensen van verschillende culturen met elkaar omgaan en de redenen van conflicten tussen deze leden (Hall, 1956; Hart, 2016).

In het boek Beyond Culture (1976) omschrijft hij cultuur als "the way of life of a people, the of their learned and behavior patterns, attitudes and material thing" (Hall, 1976). Zijn model om de culturele verschillen toe te takelen omvat vier variabelen: de hoge en lage contextculturen, de snelle en langzame boodschappen, polychronische en monochronische tijdsbesef en ten laatste de ruimtelijke afstand. Bij lage context culturen is de persoonlijke ruimte veel groter. In deze cultuur wordt vooral geopteerd voor snelle boodschappen waarbij er direct en expliciet wordt gecommuniceerd. Deze directe manier van communiceren is in de Belgische cultuur zichtbaar. Tevens verloopt hun tijdsbeleving hoofdzakelijk monochroom, hierbij verloopt de tijd lineair. Tijd leidt deze personen van het verleden via het heden naar de toekomst. Hierbij wordt tijd beschouwd als een instrument dat je moet benutten. De mensen in deze cultuur houden zich aan gedetailleerde geplande schema. Ze weten hoe ze prioriteiten moeten stellen. 

linken ter info: https://biblio.ugent.be/publication/4380789/file/4380791.pdf

https://biblio.ugent.be/publication/8566661/file/8566674.pdf

https://www.diversitycollegium.org/pdf2001/2001Bennettspaper.pdf

https://biblio.ugent.be/publication/4380789/file/4380791.pdf

https://daneshyari.com/article/preview/366806.pdf


Wat zijn de opportuniteiten van cultuursensitieve zorg? 

Het uitoefenen van cultuur sensitieve zorg heeft niet enkel voordelen voor de cliënt maar ook voor de hulpverlener en zelfs voor de gezondheidsorganisatie. Cultuur sensitieve zorg heeft als uitkomst dat de patiënt zich welkom, beter begrepen en daarom dus erkend voelt. Dit draagt bij aan een betere hulpverlening. Met andere woorden, aan de hand van cultuursensitieve zorg worden culturele en etnische verschillen op het gebied van gezondheid en gezondheidszorg verminderd, de kwaliteit van de gezondheidszorg verbeterd, stijgt de tevredenheid van de patiënten en nemen de resultaten op het gebied van gezondheid toe.

1. Rol van self efficacy binnen het leveren van cultuursensitieve zorg

Ook het welbevinden van de hulpverlener kan toenemen aan de hand van cultuur sensitieve zorg. Je kan namelijk beter duidelijk maken wat je verwachtingen zijn omtrent het zorgproces en ook de verwachtingen van de patiënt beter begrijpen. Met als gevolg dat je deze beide verwachtingen op een dezelfde lijn brengen, waardoor je betere zorg en ook geslaagde hulpverlening bereikt en dus een groter gevoel van voldoening verkrijgt. Dit heeft op zijn beurt een invloed op je draagkracht als hulpverlener omdat dit een stress reducerend effect zou hebben. "Door het openstellen voor nieuwe inzichten, verdwijnt de angst voor het onbekende" (Casteels, 2016).

Volgens Gasiorek, J., Van de Poel, K. (2018) suggereert eerder onderzoek dat de mate waarin hulpverleners effectief communiceren gelinkt is aan de beleving van hun bekwaamheid als hulpverlener. Hieruit kan er geconcludeerd worden dat het verbeteren en onderhouden van interculturele vaardigheden, zoals communicatie, een impact heeft op de zelfredzaamheid en gevoel van vakbekwaamheid/beroepsidentiteit.

Bovendien stellen niet alleen Meuter, Gallois, Segalowitz, Ryder & Hocking (2015) dat effectieve communicatie over gezondheid gerelateerde zaken een directe impact heeft op de gezondheidstoestand van de patiënt.

De term 'return on investment' is hier zeer relevant. Je investeert iets van jezelf in de zorgrelatie, maar krijgt er vertrouwen, medewerking en een goede samenwerking voor terug. Het herkennen van het belang van culturele vaardigheden, zoals interculturele communicatie is dus niet enkel voor patiënt maar ook voor de hulpverlener zelf een positieve uitkomst.

2. Diversiteit op de werkvloer

Volgens Casteels (2016) zullen patiënten zich minder snel thuis voelen binnen een instelling, wanneer er weinig (etnische-culturele) diversiteit is onder het personeel. Hierdoor worden drempels verhoogd, met als gevolg minder communicatie en minder uiting van zorgbehoeftes door de patiënt. Op die manier kan een zorgverlener zijn cultuursensitieve houding dus ook minder uitspelen. De vraag of er nood is aan een werkvloer die de patiëntenpopulatie weerspiegelt, kan dus gesteld worden. 


Hoe zit het nu met multiculturaliteit vaardigheden aanleren binnen het onderwijs? 

Wegens de huidige veranderingen in de bevolkingssamenstelling is het kennen van meer dan enkel onze eigen moedertaal en eigen cultuur aangewezen binnen de zorgsector. Meer zelfs, het is een onontkoombaar onderdeel geworden binnen de zorg. Daarom is er behoefte aan een geschikte opleiding en mogelijkheden om vaardigheden hieromtrent op te bouwen. Zoals interculturele communicatievaardigheden. 

Volgens Suurmond, J. et al (2007) is aandacht voor diversiteit binnen de zorg zelfs een deel van de Nationale Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgende. Dit wordt hierin omschreven vanuit het perspectief van 'ieders recht op zorg': 'Als verpleegkundige/verzorgende heb ik als uitgangspunt dat iedere zorgvrager recht heeft op zorg. Dat betekent met name dat etnische afkomst, nationaliteit, cultuur, ... niet van belang zijn voor de vraag of iemand zorg krijgt.' Daarnaast vinden we het ook terug binnen het perspectief van vraaggestuurde zorg: 'Als verpleegkundige/verzorgende stem ik de zorgverlening zoveel mogelijk af op de zorgbehoeften, waarden en normen, culturele en levensbeschouwelijke opvattingen van de zorgvrager.'

Met andere woorden, de hulpverlener houdt rekening met de waarden en normen van de patiënt, alsook de cultuur en levensbeschouwing wanneer hij/zij zorg verleent. De verpleegkundige moet zich bewust zijn van mogelijke cultuurverschillen, die tot uiting komen door verschillen in waarden en normen tussen patiënten en hulpverlener.

Desondanks laat de integratie van diversiteit binnen de zorgsector in het onderwijs aan zijn verbeelding over als we kijken naar de opleiding verpleegkunde. Hoewel, wanneer gekeken wordt naar de competentieprofielen van een bachelor student verpleegkunde behoort hier in zekere mate cultuursensitief zorg verlenen bij. Zo staat "De student kan omgaan met culturele diversiteit en de eigenheid van de zorgvrager" letterlijk in het competentieprofiel van een bachelor student verpleegkunde aan Odisee hogeschool in het academiejaar 2019-2010.

Uit eigen ervaring van studenten wordt dit echter nauwelijks binnen het lessenpakket geïntegreerd. Over een bachelor verpleegkunde van 4 jaar, aan Odisee hogeschool te Brussel, werden er slechts enkele uren besteed aan een les omtrent 'interculturele aspecten van de zorg' dat binnen het opleidingsonderdeel 'beroepsorganisatorische aspecten' behoorde. Hier werd het verschil in termen als 'migrant' en 'allochtoon' aangehaald, zowel als de migratietrend binnen ons land alsook enkele factoren binnen interculturele communicatie.

Volgens Suurmond, J. et al (2007) zijn er drie redenen waarom diversiteit nog te weinig geïntegreerd is binnen opleidingen. Er is allereerst een te gering aantal aan geschikt onderwijsmateriaal en leerkrachten die zich bekwaam genoeg voelen om over dit thema te onderwijzen. Vervolgens is er een gebrek aan een consensus omtrent hoe en op welke manier het thema diversiteit binnen het onderwijsaanbod aanwezig moet zijn. Dit is namelijk nog te veel docent-bepaald, in plaats van opgelegd vanuit het curriculum zelf. Als laatste is er ook geen overeenkomst omtrent wat er dan juist omtrent diversiteit moet aangeleerd worden. Vaak gaat het omtrent hoe culturele verschillen opsporen en ermee om te gaan. Gevoelige thema's als vooroordelen en racisme worden vaak overgeslagen.

Om te kunnen antwoorden op onze onderzoeksvraag moet er echter toch een manier gevonden worden om al deze kennis omtrent het verwerven van culturele sensitiviteit te integreren binnen het onderwijs. Hiervoor worden er binnen deze bachelorproef twee grote strategieën gebruikt, namelijk met behulp van sensibilisering aan de hand van een interactieve website en door competentiemodellen aan te bieden die helpen bij het verwerven van een grotere culturele sensitiviteit. We mogen niet vergeten dat studenten over het algemeen niet aan een opleiding verpleegkunde beginnen omdat ze geïnteresseerd zijn in het leren van nieuwe talen en culturen. Vandaar dat een juiste aanpak nodig is.


Waarom is er voor de IAPCC-SV test gekozen? 

Andere gevalideerde sensitiviteitstesten die in het gezondheidsonderzoek worden gebruikt zijn CAS, de CSES test, de ECSA test en de TSET test. Deze testen konden ook in de praktijkstudie gekozen worden, echter werd er geopteerd om de IAPCC-SV sensitiviteitstest aan te raden als maatstaf voor bachelor studenten. Eén van de redenen is dat het een test is voor studenten. Ook is het model gebaseerd op het competentiemodel Campinha-Bacote model. Dit competentiemodel wordt in de praktijkstudie ook geadviseerd om te gebruiken. De IAPCC-SV test bestaat uit 20 items wat niet tijdrovend is en tevens hanteert het de test een vierpuntensysteem (Fitzgerald, Cronin, & Campinha-Bacote, 2009).

Er zijn ook minpunten verbonden aan de niet geselecteerde gevalideerde testen. Een minpunt van de CAS test is dat het zich focust op één domein van culturele competentie namelijk cultureel bewustzijn terwijl culturele competentie bestaat uit andere domeinen zoals kennis, vaardigheid, verlangen en ontmoetingen (Fitzgerald, 2009). Dit is ook het geval bij de ECSA-test. Deze test focust zich vooral op de culturele vaardigheid. De IAPCC-SV test meet al de domeinen van culturele competentie (kennis, vaardigheden, verlangen, bewustwording en ontmoetingen) (Fitzgerald et al., 2009).

Een negatief punt van de TSET test, is dat het bestaat uit teveel items. Het bestaat uit 83 items in totaal. Het gebruikt een tienpunten Likertschaal. De TSET test is bijgevolg complex en tijdrovend (Fitzgerald, 2009). Een nadeel van de CSES test is dat de test ontwikkeld is op basis een paar etnische groepen in plaats van geen onderscheid te maken van de verschillende culturele groepen. Tevens worden de testen inclusief de IAPCC-SV test afgelegd met pen en papier en de zorgvrager moet dit zelf invullen. Bijgevolg kunnen de testen subjectief worden ingevuld. De deelnemers kunnen hun culturele competentie onderschatten of overschatten (Fitzgerald et al., 2009).

De validiteit en de betrouwbaarheid van een test wordt bepaald aan de hand van Crohnbach alfa. Bij het gebruiken van een test in een studie is het belangrijk dat de betrouwbaarheid zo hoog mogelijk wordt gehouden. Dit kan door het verwijderen van een item in de vragenlijst waardoor de juistheid en betrouwbaarheid stijgt. Tegelijkertijd kan het verwijderen van teveel items of het gebruik van een kleine studiepopulatie leiden tot een daling van de Crohnbachs alfa (Hadziabdic, Safipour, Bachrach-Lindström, & Hultsjö, 2016).

Wanneer de verschillende testen werden vergeleken in literatuurstudie, blijkt dat de testen telkens de nadruk leggen op andere domeinen van culturele competentie. Daarom is het belangrijk dat er meerdere factoren (zoals soort studiepopulatie, doel van de studie en gebruik van een competentiemodel) in rekening wordt gehouden vooraleer een meetinstrument te selecteren. Er wordt aangeraden om in toekomstige studies verder te werken met een grote, gerandomiseerde en diverse steekproef voor een hoge Crohnbach alfa. Het verfijnen of aanpassen van de test aan de onderzoeksvraag zou leiden tot meer eenduidigere en statistische significante resultaten (Hadziabdic et al., 2016;Kumaş-Tan, Beagan, Loppie, MacLeod, & Frank, 2007;Repo, Vahlberg, Salminen, Papadopoulos, & Leino-Kilpi, ,2016)

Tot nu toe hebben onderzoekers verschillende culturele competentie modellen ontwikkeld om verpleegkundigen te helpen met de uitdagingen die ze ervaren bij het bieden van holistische zorg aan culturele diverse patiënten (Albougami, Pounds, & Alotaibi, 2016). In de praktijkstudie werd voor het Campinha-Bacote competentiemodel als leidraad gekozen om een antwoord te geven op de onderzoeksvraag. De redenen voor de keuze van dit model is omdat dit model het vaakst is geciteerd en vaak wordt gebruikt in gezondheidsonderzoek (Brathwathe, 2005; Kardon-Edgren, Campinha-Bacote, 2009).

Brathwaite (2005) evalueerde de doeltreffendheid van een geïntegreerd vak met een theoretisch en praktisch gedeelte om de culturele competentie van 76 verpleegkundigen te verhogen. Dit vak was gebaseerd op het Campinha-Bacote model. De doeltreffendheid werd gemeten aan de hand van de IAPCC-R test en de t-toets ANOVA test. Hieruit bleek dat de competentie van verpleegkundige voor de deelname onveranderd bleef maar na het volgen van de les werd een stijging vastgesteld. Deze studie concludeerde dat het Campinha-Bacote model een goede culturele competentie strategie is (Brathwaite, 2005). Het model voldeed eveneens aan de criteria voor culturele competentie van Brathwaite (2003). De criteria zijn begrijpbaarheid, logica, conceptuele helderheid, conformiteit, de mate van abstractheid, klinische nut en perspectief (Brathwaite, 2003).

Ondanks de keuze van het model is er toch uit studies vastgesteld dat er geen significante verschillen (p > 0.05) zijn in het gebruik van verschillende competentiemodellen (Albougami, Pounds en Alotaibi, 2016; Kardong-Edgren & Campinha-Bacote, 2008)

Volgens Albougami, Pounds en Alotaibi (2016) zijn er vier significantie modellen die vaak in onderzoek worden gebruikt. Deze zijn het Leininger-Sunrise model, het David-Hizar model, het Purnell en het Campinha-Bacote model. Uit hun onderzoek bleek dat de bijdrage van modellen bij het verwerven van interculturele competentie even belangrijk is. Geen enkel model staat boven de andere. Het Leiningersmodel heeft een significante bijdrage op de verpleegkundige opleiding en praktijk. Het is door Leiningers onderzoek dat geleid heeft tot het concept transculturele competentie. Het Giger en Davidhizar model legt in zijn visie nadruk op het individu en niet alleen de culturele groep. Dit model gaat ervan uit dat individuen in dezelfde culturele groep niet hetzelfde gedragen. Purnell ontwikkelde een schematische weergave van de 12 culturele domeinen die variëren in waarden, overtuigingen, handelingen van een individu van een bepaald cultuur. Het Campinha-Bacote model ziet culturele competentie als een continu proces en het model kan gebruikt worden in empirisch onderzoek en bij educatieve interventies (Albougami et al., 2016).

Een ander onderzoek evalueerde de doeltreffendheid van vier verschillende verpleegkundige competentiemodellen in het ontwikkelen van interculturele competente bij afgestudeerden in de Verenigde Staten. 128 studenten van vier verpleegkundige scholen namen deel aan het onderzoek. 4 methoden werden toegepast: twee curricula gebruikten het Campinha-Bacote model en Leininger model, het derde programma gebruikte geen specifiek model maar bood eerder een geïntegreerde aanpak. Het laatste programma introduceerde in het curriculum een extra vak over cultuur van 2 studiepunten. De effectiviteit van deze methoden werd voor het afstuderen getest aan de hand van de IAPCC-R evaluatietest. Volgens deze test werd er geen statistische significantie gevonden tussen de vier competentiemodellen. De opleidingen bevonden zich allemaal in de cultureel bewustwordingscategorie. Deze resultaten zouden er op kunnen wijzen dat er geen statistische significante verschillen (p > 0.05) zijn tussen de verschillende programma's en ook wanneer het toegepast wordt tussen diverse studenten (oude, jonge en internationale studenten). Aangezien het IAPCC-R een niet objectieve zelfreportage instrument is kan het een invloed hebben op de resultaten (Kardong-Edgren & Campinha-Bacote, 2008). 


© 2019 Bachelorproef Suzie, Ancille & Davina
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin